Paardenbloem
Geef toch kleine paardenbloem
Je pluisjes aan de wind
Ik hoop dat ieder pluisje straks
Een aardig plekje vindt
En dat op al die plekjes
Nieuwe plantjes zullen groeien
En overal hier om ons heen
Weer gele bloemen bloeien
En dat die bloemen later
Aan het einde van hun leven
Hun pluisjes net als jij
Weer aan de wind mee zullen geven
(Bron: Marion Busser en Ron Schroder, uit: Het jaar rond met de vier kabouters, uitgeverij Van Reemst)
De paardenbloem staat nu overal in bloei. Op de vlietlanden stikt het ervan. De weilanden en bermen kleuren geel. Een mooi gezicht.
Wat valt er allemaal te weten over de paardenbloem?
De paardenbloem (Taraxacum officinale) behoort tot de Composietenfamilie. Het belangrijkste kenmerk van deze veel voorkomende familie vormen de kleine bloemblaadjes die bij elkaar staan in een schotelvormig bloemhoofdje. Als je de bloem dwars doormidden snijdt dan kun je goed zien dat de bloem uit allemaal kleine bloemetjes bestaat die dicht bij elkaar staan. Elk afzonderlijk bloempje bestaat uit een vruchtbeginsel met daarboven een pluisje, daarboven een stamper en daarboven een meeldraad. Om al die bloemetjes heen hangen de groene omwindselblaadjes naar beneden. De stengel heeft geen bladeren en is hol van binnen. Als de stengel knakt dan vloeit er een witte vloeistof uit die paardenbloemmelk wordt genoemd. Onderaan de stengel bevinden zich de sterk gekartelde bladeren. De wortel van de paardenbloem is penvormig en reikt soms wel decimeters diep. De bloem bloeit twee keer per jaar: een keer in april/mei en een keer in augustus. De bloem gaat dan open bij zonsopgang en sluit zich weer bij schemering of bij regen. Insecten komen af op de felle gele kleur.
Als alle bloemetjes van de paardebloem bestoven zijn dan verwelkt de bloem en verandert hij in de bekende pluizenbol. Deze bol bestaat uit vruchtpluis. Aan elk pluisje zit een steeltje (het rostrum) en een zaadje. Dit wordt in zijn geheel meegevoerd door de wind. Als het vervolgens ergens op de arde belandt dan groeit daar weer een nieuwe paardenbloem uit.
De paardenbloem kan zich ook voortplanten zonder dat de eicel bevrucht wordt. Het vruchtbeginsel groeit dan uit tot een zaadje zonder dat de eicel bevrucht is geweest. Zo kan de paardenbloem zichzelf klonen.
De paardenbloem dankt zijn naam aan de paarden die de bloem als lekkernij beschouwen.
Wij mensen kunnen de paardenbloem ook eten. Het jonge blad van de paardenbloem wordt dan afgedekt met zand waardoor het blad verbleekt. Dit wordt ook wel molsla genoemd. De rest gebruikt men ook wel als medicijn ter bevordering van de nieren en de galblaas.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten