De slijkvlieg (Siladeade) is te herkennen aan de bruin/zwartachtige kleur en de lange antennen die hij heeft. Zijn lange vleugels steken aan de achterkant uit en vormen een dakje over het lichaam. Je kunt goed de donkere aderen in de vleugels zien lopen. De slijkvlig leeft aan de oevers van beken of voedselrijke plassen, vijvers en meren. De slijkvis op de foto is een Sialis Luturia, een soort die veel voorkomt in Nedeland en Belgie. Je zou verwachten dat slijkvliegen goed kunnen vliegen met hun lange vleugels. Dit is echter niet het geval. Ze vliegen amper en als ze het doen dan gaat dat erg onhandig. Het liefst kruipen ze rond in de oevervegetatie. Zodra de zon schijnt gaan ze op zoek naar nectar. De vrouwtjes leggen hun eitjes in keurige rijtjes op plantenstengels langs het water. De larven die uitgekomen zijn, laten zich vallen in het water waarna zij naar de bodem zinken en daar tussen de waterpalnten leven. Later graven zij zich in in de modder waar zij andere insectenlarven, wormen en kleine schelpdiertjes vangen. Na twee winters in het water verpoppen ze zich op de oever bij voorkeur onder een steen tot het imago.
vrijdag 28 mei 2010
Fluitenkruid
Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) komt veel voor in Nederland. Op de Vlietlanden staat het er vol mee op het moment. Het verspreidt een krachtige, maar prettige geur. Fluitenkruid is een tweejarige plant die bloeit vanaf april. Fluitenkruid dankt zijn naam aan het feit dat er van de holle stengel fluitjes gemaakt kunnen worden. Je moet hiervoor een stevige stengel hebben met aan de ondezijde een dichte knoop. Ongeveer halverwege maak je een snee overlangs. Het werkt het beste als de stengel al wat dikker en harder is, zo tegen het einde van de bloeitijd.
Kruipende boterbloem
De Kruipende boterbloem (Ranuncules repens) komt veel voor op akkers, braakliggende terreinen en vochtige weiden. De uitlopers van dit plantje verspreiden zich naar alle kanten en vormen om de paar centimeter een nieuw plantje. Boterbloemen zijn giftig, ook voor vee. Maar door de scherpe geur die ervan afkomt, graast het vee eromheen. Wanneer de boterbloem gedroogd is dan verliest hij zijn giftigheid. De Kruipende boterbloem lijkt veel op de Scherpe boterbloem. Je kunt ze uit elkaar halen door naar de steel te kijken: Bij de Kruipende boterbloem is de steel altijd gegroefd.
Bloedcicade
De bloedcicade (Cercopis vulnerata) is herkenbaar aan de opvallend rode vlekken die op zijn vleugels zitten. Zoals bij alle cicaden liggen de vleugels bij rust als een dakje over zijn lichaam gevouwen. De bloedcicade is algemeen in Europa en komt vooral voor in bosachtige omgeving. Ze zitten het liefst op grassen, maar ook wel op planten en struiken. Ze leven van plantensappen die ze opzuigen. Het vrouwtje stopt haar eitjes in spleten in de grond. De nimfen die aan het eind van de zomer uit de eitjes komen, leven gezamenlijk in een zogenaamd schuimnest onder de grond waar ze zich voeden met de sappen van plantenwortels. Na een aantal keren vervellen, kruipen ze als volwassen insecten uit de grond. Als je een bloedcicade probeert aan te raken, springt hij steeds een stukje verder zich afzettend met zijn sterke achterpoten. Zijn vleugels gebruikt hij daarbij om te zweven.
Lantaarntje
De orde van de Libellen bestaat uit drie subordes, waarvan de Waterjuffers (of Gelijkvleugeligen) er één is. Er zijn in de wereld 2700 soorten Juffers beschreven. In Nederland komen er 26 soorten voor. Je kunt de Juffers herkennen aan hun lichte bouw, de relatief kleine ogen die ver uit elkaar staan en aan de vleugels die de Juffer in rust achter de rug vouwt.
De Juffer op deze foto heet een Lantaarntje (Ischnura elegans) en komt algemeen voor in Europa. De Lantaarntjes vind je vooral in mei en augustus in zoetwaters zoals vijvers en brakwater. De naam is afgeleid van het blauwe segment op zijn achterlijfje.
De paring kan bij Libellen uren duren. Het mannetje kan het sperma van de voorgaande mannetjes (concurrenten) verwijderen. Na de paring legt het vrouwtje haar eitjes in waterplanten. De eitjes komen na een paar dagen uit en de larven voeden zich dan met andere larven. De ontwikkeling tot imago (het resultaat van na de metamorfose dat in staat is tot voortplanting) duurt afhankelijk van de weersomstandigheden drie maanden tot een jaar. Het imago moet haast maken met de voortplanting want de mannetjes leven dan gemiddeld nog maar vijf dagen en de vrouwtjes elf.
2e bezoek: Mooie lentedag
Het is vandaag lekker weer: de zon schijnt en de temperatuur ligt tussen de 18 en de 20 graden. De grond is een stuk minder drassig dan de eerste keer, maar toch blijft de aarde zacht en het gras een beetje vochtig. De wolken van muggen zijn vandaag nergens te bekennen.
Dit keer gewapend met een vijftal planten- en dierenencyclopedieen ga ik op onderzoek uit.
Dit keer gewapend met een vijftal planten- en dierenencyclopedieen ga ik op onderzoek uit.
zondag 23 mei 2010
Raapzaad of toch Koolzaad?
Raapzaad en Koolzaad lijken op elkaar. Je kan ze uit elkaar houden door te kijken naar de knoppen. Bij Raapzaad zitten de ongeopende knoppen onder de bloemen verborgen, terwijl deze er bij Koolzaad bovenuit steken. Ook bloeit Koolzaad wat later in het jaar dan Raapzaad.
Ik denk dus dat dit Raapzaad is.
Ik denk dus dat dit Raapzaad is.
Gewone smeerwortel
Dit is de Gewone smeerwortel (Symphytum officinale). Het plantje kan witte, roze of paarse bloemen hebben. Er zit dikwijls een gaatje in de bloem dat door de bijen erin is geboord om bij de honing te komen. Het sap van de wortels werd vroeger gebruikt om botbreuken te genezen. De plant bloeit vanaf half mei en groeit voornamelijk aan waterkanten en in bermen.
zondag 16 mei 2010
Madeliefje
Het Madeliefje (Bellis Perennis) hoort net als de Paardenbloem bij de familie van de Composieten. Dat wil zeggen dat de bloeiwijze niet alleen bestaat uit een enkele bloem maar uit meerdere bloemen. In het geval van het Madeliefje bestaat het gele hartje uit een groot aantal buisbloempjes en de witte spatelvormige blaadjes daaromheen zijn lintbloempjes. De lintbloempjes trekken de insecten aan. Het Madeliefje bloeit het hele jaar door. Het bloempje draait met de zon mee en sluit zich bij schemering of bij regen. De voortplanting van de bloem gaat als volgt: In ieder buisbloempje zitten vijf korte meeldraden met een helmknop. Deze helmknoppen vormen een kokertje. Onder in dat kokertje zit de stamper. Voordat de stamper gevoelig is voor bestuiving valt het stuifmeel vanuit de helmknoppen in de koker. Als de stamper begint te groeien dan drukt deze het stuifmeel naar boven. Insecten kunnen het nu meenemen naar andere bloemen die al rijp zijn. dit noemen we kruisbestuiving. Kruisbestuiving is over het algemeen de beste manier van voortplanten voor de soort omdat de plant zo eigenschappen meekrijgt van beide ouders.
In de winter -als er geen insecten zijn- bestuift het Madeliefje zichzelf. De stampers worden rijp en groeien boven het kokertje uit. Daar komen ze in contact met hun eigen stuifmeel en zo bestuift het bloempje zichzelf.
woensdag 12 mei 2010
Paardenbloem
Paardenbloem
Geef toch kleine paardenbloem
Je pluisjes aan de wind
Ik hoop dat ieder pluisje straks
Een aardig plekje vindt
En dat op al die plekjes
Nieuwe plantjes zullen groeien
En overal hier om ons heen
Weer gele bloemen bloeien
En dat die bloemen later
Aan het einde van hun leven
Hun pluisjes net als jij
Weer aan de wind mee zullen geven
(Bron: Marion Busser en Ron Schroder, uit: Het jaar rond met de vier kabouters, uitgeverij Van Reemst)
De paardenbloem staat nu overal in bloei. Op de vlietlanden stikt het ervan. De weilanden en bermen kleuren geel. Een mooi gezicht.
Wat valt er allemaal te weten over de paardenbloem?
De paardenbloem (Taraxacum officinale) behoort tot de Composietenfamilie. Het belangrijkste kenmerk van deze veel voorkomende familie vormen de kleine bloemblaadjes die bij elkaar staan in een schotelvormig bloemhoofdje. Als je de bloem dwars doormidden snijdt dan kun je goed zien dat de bloem uit allemaal kleine bloemetjes bestaat die dicht bij elkaar staan. Elk afzonderlijk bloempje bestaat uit een vruchtbeginsel met daarboven een pluisje, daarboven een stamper en daarboven een meeldraad. Om al die bloemetjes heen hangen de groene omwindselblaadjes naar beneden. De stengel heeft geen bladeren en is hol van binnen. Als de stengel knakt dan vloeit er een witte vloeistof uit die paardenbloemmelk wordt genoemd. Onderaan de stengel bevinden zich de sterk gekartelde bladeren. De wortel van de paardenbloem is penvormig en reikt soms wel decimeters diep. De bloem bloeit twee keer per jaar: een keer in april/mei en een keer in augustus. De bloem gaat dan open bij zonsopgang en sluit zich weer bij schemering of bij regen. Insecten komen af op de felle gele kleur.
Als alle bloemetjes van de paardebloem bestoven zijn dan verwelkt de bloem en verandert hij in de bekende pluizenbol. Deze bol bestaat uit vruchtpluis. Aan elk pluisje zit een steeltje (het rostrum) en een zaadje. Dit wordt in zijn geheel meegevoerd door de wind. Als het vervolgens ergens op de arde belandt dan groeit daar weer een nieuwe paardenbloem uit.
De paardenbloem kan zich ook voortplanten zonder dat de eicel bevrucht wordt. Het vruchtbeginsel groeit dan uit tot een zaadje zonder dat de eicel bevrucht is geweest. Zo kan de paardenbloem zichzelf klonen.
De paardenbloem dankt zijn naam aan de paarden die de bloem als lekkernij beschouwen.
Wij mensen kunnen de paardenbloem ook eten. Het jonge blad van de paardenbloem wordt dan afgedekt met zand waardoor het blad verbleekt. Dit wordt ook wel molsla genoemd. De rest gebruikt men ook wel als medicijn ter bevordering van de nieren en de galblaas.
Geef toch kleine paardenbloem
Je pluisjes aan de wind
Ik hoop dat ieder pluisje straks
Een aardig plekje vindt
En dat op al die plekjes
Nieuwe plantjes zullen groeien
En overal hier om ons heen
Weer gele bloemen bloeien
En dat die bloemen later
Aan het einde van hun leven
Hun pluisjes net als jij
Weer aan de wind mee zullen geven
(Bron: Marion Busser en Ron Schroder, uit: Het jaar rond met de vier kabouters, uitgeverij Van Reemst)
De paardenbloem staat nu overal in bloei. Op de vlietlanden stikt het ervan. De weilanden en bermen kleuren geel. Een mooi gezicht.
Wat valt er allemaal te weten over de paardenbloem?
De paardenbloem (Taraxacum officinale) behoort tot de Composietenfamilie. Het belangrijkste kenmerk van deze veel voorkomende familie vormen de kleine bloemblaadjes die bij elkaar staan in een schotelvormig bloemhoofdje. Als je de bloem dwars doormidden snijdt dan kun je goed zien dat de bloem uit allemaal kleine bloemetjes bestaat die dicht bij elkaar staan. Elk afzonderlijk bloempje bestaat uit een vruchtbeginsel met daarboven een pluisje, daarboven een stamper en daarboven een meeldraad. Om al die bloemetjes heen hangen de groene omwindselblaadjes naar beneden. De stengel heeft geen bladeren en is hol van binnen. Als de stengel knakt dan vloeit er een witte vloeistof uit die paardenbloemmelk wordt genoemd. Onderaan de stengel bevinden zich de sterk gekartelde bladeren. De wortel van de paardenbloem is penvormig en reikt soms wel decimeters diep. De bloem bloeit twee keer per jaar: een keer in april/mei en een keer in augustus. De bloem gaat dan open bij zonsopgang en sluit zich weer bij schemering of bij regen. Insecten komen af op de felle gele kleur.
Als alle bloemetjes van de paardebloem bestoven zijn dan verwelkt de bloem en verandert hij in de bekende pluizenbol. Deze bol bestaat uit vruchtpluis. Aan elk pluisje zit een steeltje (het rostrum) en een zaadje. Dit wordt in zijn geheel meegevoerd door de wind. Als het vervolgens ergens op de arde belandt dan groeit daar weer een nieuwe paardenbloem uit.
De paardenbloem kan zich ook voortplanten zonder dat de eicel bevrucht wordt. Het vruchtbeginsel groeit dan uit tot een zaadje zonder dat de eicel bevrucht is geweest. Zo kan de paardenbloem zichzelf klonen.
De paardenbloem dankt zijn naam aan de paarden die de bloem als lekkernij beschouwen.
Wij mensen kunnen de paardenbloem ook eten. Het jonge blad van de paardenbloem wordt dan afgedekt met zand waardoor het blad verbleekt. Dit wordt ook wel molsla genoemd. De rest gebruikt men ook wel als medicijn ter bevordering van de nieren en de galblaas.
zaterdag 8 mei 2010
1e bezoek: Grijze natte dag
Ondanks de dreigende grijze lucht toch op de fiets gestapt richting Voorschoten. Bij de ingang van De Vlietlanden de fiets neergezet en naar de andere kant van het meer gewandeld. Er is daar een plekje waar zelfs in de zomer niemand komt. Het ligt wat verscholen op een schiereilandje waar je niet kan komen met de fiets. Het is er prachtig!
Het heeft een paar dagen flink geregend en de grond is veranderd in een dikke drassige modderpoel. De lucht is koel en vochtig en af en toe begint het weer wat harder te regenen. De vogels hebben er geen last van zo te horen.
Het heeft een paar dagen flink geregend en de grond is veranderd in een dikke drassige modderpoel. De lucht is koel en vochtig en af en toe begint het weer wat harder te regenen. De vogels hebben er geen last van zo te horen.
Abonneren op:
Posts (Atom)