woensdag 30 juni 2010
Pardosa lugubris
De wolfspin wordt ook wel de Zwartstaartboswolfspin genoemd en heeft een lichaamslengte van 5-7 mm. Vanaf mei tot half juni is te zien hoe de wijfjes een grijs of groenig gekleurde cocon met eitjes met zich meeslepen, die aan de spintepel is vastgehecht. Half juni komen de eitjes uit waarna de jonge zich laten meedragen op de rug van hun moeder, totdat ze voor de eerste keer zijn verveld. Daarna gaan de jonge spinnen elk hun eigen weg en leven ze zelfstandig. De Zwartstaatwolfspin is algemeen in West- en Midden-Europa. Hij komt vooral voor aan bosranden, op open, met struikgewas begroeide plekken in bossen en droge weiden. Deze spin maakt geen web, maar jaagt op de grond. Zijn prooidieren zijn met name kleine insecten en soms ook andere spinnen, die hij met zijn scherpe ogen opspoort. Het kopborststuk, dat aan de zijkanten zwartbruin is, heeft een licht bruine streep over het midden die aan de voorkanten tot aan het voorhoofd doorloopt. De rest van het lichaam is onopvallend bruin.
Rhagonycha fulva
De 'Rhagonycha fulva' wordt ook wel 'soldaatje' genoemd. Opvallend aan dit 1 tot 1,5 centimeter grote insect is dat al zijn lichaamsdelen zacht zijn, ook zijn dekschild. Het soldaatje komt in heel Europa voor tot een hoogte van 1000 meter aan bosranden op weiden en akkers met graan. Dit insect is met name overdag te zien tijdens de paringsperiode die loopt van mei tot juni. Soldaatjes zijn jagers. Ze hebben het met name gemund op insecten kleiner dan henzelf en bladluizen. De larven van het soldaatje zijn zwart en fluwelig behaard. De larven bewegen zich op grondniveau voort en voeden zich met slakken en andere insectenlarven. Een saillant detail is dat de larf ongevoelig is voor kou waardoor ze ook 's winters actief zijn en je ze tegen kan komen in de sneeuw.
Agrostis capillaris
Dit gras heet in de volksmond 'Gewoon Struisgras' en behoort tot de grassenfamilie ofwel 'Poaceae'. Deze sprieten torenen uit boven vers groene grashalmen die net als een varen aan de wortel naar boven toe uitwaaieren. Dit gras groeit met name op vochtige, iets zure heiden en veengronden. Je ziet ze ook veel langs wegbermen en in het weiland. Het gras heeft een lengte van zo'n 10 tot 70 centimeter. Hoe ongecontroleerd dit gras ook lijkt te groeien, het blijkt zeer geschikt te zijn voor gazons en golfvelden. In tijden van droogte blijft dit gras relatief lang groen. Later in het zomerseizoen als het gras volop in bloei heeft gestaan, worden de halmen lichtbruin en worden de groene knopjes pluimen. Als je goed kijkt dan zie je aan de uiteinde van de groene knopjes een paars detail. Dit zijn de bloempjes van het gras met het stampertje en stuifmeel. De stuifmeelkorrels worden ook wel pollen genoemd, de grote boosdoener van het zomerse kwaaltje hooikoorts. De graspollen zijn uiterst licht en kunnen door de wind over grote afstanden worden meegevoerd. De bloeiperiode van gras is tussen half mei en eind september.
Vijfde bezoek
Zaterdag 17 juli. Mijn vijfde bezoek aan mijn terreintje. Samen met mijn vriend en een vriendin genieten van het zonnetje. Door de warmte van afgelopen week en de hoeveelheid regen is het gras gegroeid als kool. Het modderige pad is overwoekerd met gras waardoor we met moeite bij ons stekkie komen. Onder ons kleedje hebben we een dekzeil neergelegd zodat we droog kunnen zitten. Mijn vriend heeft last van hooikoorts. Dat kan maar één ding betekenen: het gras staat volop in bloei.
maandag 21 juni 2010
Akkerhommel
De Akkerhommel (Bombus pascuorum) behoort tot de familie van de Vliesvleugeligen. Hij komt algemeen voor in Nederland en België. Hij heeft een oranje-bruin gekleurd borststuk en een bruin tot geel-rode achterpunt. Hij is vaak onregelmatig en dun behaard en heeft grote gelobde antennen. Het is een vriendelijk beestje dat niet snel zal steken. Hij houdt o.a. van heide, distel en smeerwortel. Het nest is vaak onder de grond in oude muizennesten, maar ook bovengronds onder mos, in composthopen en vogelnesten of soms in nestkastjes. Een voltallige kolonie bestaat uit zo'n 60 tot 200 werksters. De koningin is ongeveer 18 tot 22 mm en heeft een spanwijdte van 38 mm. de mannetjes en de werksters zijn iets kleiner.
Bladluis
Er zijn veel soorten bladluizen. Ik denk dat dit de Zwarte Bonenluis is. De zwarte bonenluis is één van de meest voorkomende soorten. Hij vormt meestal kolonies op de stengel van een plant. De kolonie begint vlak onder de bloem en zakt bij het groeien steeds verder langs de stengel omlaag, tot de stengel soms helemaal bezet is met de kleine zwarte beestjes. Aangetaste planten hebben flink te lijden. De bloem- en vruchtontwikkeling kan zelfs geheel tot stilstand worden gebracht.
zondag 20 juni 2010
Sicus Ferrugineus
De familie van de blaaskopvliegen bestaat in Nederland uit 32 soorten. Ze danken hun naam aan de merkwaardig opgeblazen kop. De soort op de foto is een Sicus ferrugineus, een soort die in tegenstelling tot de andere soorten niet een wesp imiteert, maar er eerder uitziet als een strontvlieg. blaaskopvliegen bezoeken graag bloemen waar ze met hun lange zuigsnuit nectar opzuigen. De larven zijn parasieten in wespen, bijen en hommels, maar ook in sprinkhanen. blaaskopvliegen vallen hun prooi aan in de lucht en injecteren deze met een eitje. Opvallend is dat ze bijna altijd de werksters als slachtoffer uitkiezen. Mannetjes zijn minder vaak de klos en koninginnen slechts zelden.De blaaskopvlieg houdt de prooi vast met haar legapparaat, waarna ze haar lange dunne legboor in de buik steekt van om meestal één eitje afzetten. De larve die uit het eitje komt eet de gastvrouw van binnen uit op. Hij gaat daarbij heel voorzichtig te werk. De essentiële organen bewaart hij voor het laatst. Het lange lijfje van de blaaskopvlieg zit in rust meestal naar voren geklapt, maar dat zie je niet goed op de foto.
Gewone schorpioenvlieg
Dit is een schorpioenvlieg (Panorpa communis). Schorpioenvliegen hebben hun naam omdat het achterlijf van een mannetje op dat van een schorpioen lijkt. Dit exemplaar is een vrouwtje want ze heeft geen puntig achterlijf. Schorpioenvliegen zien er gevaarlijk uit met hun omhooggekrulde achterlijf en hun puntige bek, maar ze eten eigenlijk alleen maar dode beestjes en honingdauw (een zoet goedje dat bladluizen uitscheiden). bij de paring gebruikt het mannetje de staart om het vrouwtje mee vast te grijpen. daarna spuugt hij een bruine vloeistof op een blad die het vrouwtje opdrinkt.
Het vrouwtje legt haar eitjes in een kuiltje in de grond. de rupsachtige larven leven in gangen onder de grond en eten daar ook dode beestjes.
Het vrouwtje legt haar eitjes in een kuiltje in de grond. de rupsachtige larven leven in gangen onder de grond en eten daar ook dode beestjes.
Vierde bezoek
Vorige week zaterdag met een lekker zonnetje en een stevige wind voor een vierde bezoek naar de Vlietlanden gefietst. Nog steeds een heleboel witte pluizen in de lucht. De planten zijn weer hoger geworden en het pad naar het schiereilandje is bijna helemaal dicht gegroeid. Het fluitekruid is uitgebloeid, maar het gras staat nu in bloei.
Weer een hoop leuke beestjes gespot.
Weer een hoop leuke beestjes gespot.
woensdag 2 juni 2010
Kleine vos
Met een beetje hulp van de vlinderzoekmachine op Vlindernet ben ik erachter gekomen dat dit een Kleine vos (Aglais utricae) is. Het is een algemeen voorkomende soort die niet echt specifieke eisen stelt aan zijn omgeving. Het vrouwtje legt haar eitjes op de grote brandnetel. Vliegtijd is van mei tot oktober.
Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje
Er zijn een heleboel soorten lieveheersbeestjes. Het was dus even zoeken, maar uiteindelijk kon ik deze herkennen aan de zwarte M- vorm op zijn halsschildje. Dat komt alleen voor bij de Veelkleurige Aziatische variant (Harmonia axyridis) Deze soort komt in heel veel verschillende vormen en kleuren voor. Ook het aantal stippen kan varieren. Het Veelkleurig Aziatische lieveheersbeestje is een echt roofdiertje dat jaagt op luizen, larven en andere lieveheersbeestjes, maar ook rupsjes en vlindereitjes eet hij op. Het beestje leeft ongeveer een jaar. Als je hem pest door zachtjes op zijn lijfje te drukken dan produceert hij een gele vloeistof (hemolymfe) dat stinkt en bitter smaakt. Ze noemen die reactie 'reflexbloeden'. Soms als een vogel een lieveheersbeestje oppikt, laat hij hem snel weer vallen zodra hij deze vieze vloeistof proeft. De rode kleur met het patroon is eigenlijk al een waarschuwing voor andere dieren dat het beestje giftig is. Dit komt vaker voor bij dieren die door middel van hun kleur kenbaar maken dat ze giftig zijn. Ze noemen dat 'aposematische kleuring'
Rode klaver
De rode klaver (Trifolium pratense) hoort bij de vlinderbloemfamilie en bloeit van juni tot in de herfst. Op de bladeren van de rode klaver bevindt zich een V-vormig teken. De stengel van de rode klaver is behaard om mieren af te schrikken. Net als de witte klaver produceert de rode klaver ook honing maar wel in mindere mate. De rode klaver heeft vele medicinale eigenschappen. Zo verbetert hij de urineproductie, de werking van de bloedsomloop en afscheiding van de gal. De rode klaver maakt slijm los en kalmeert krampen. Ook wordt de plant ingezet tegen borstkanker, huidklachten, kinkhoest en nog vele andere ziekten.
Gele lis
De Gele lis (Iris pseudacorus) komt veel voor aan oevers. De vorige keer dat ik hier was, bloeiden de bloemen nog niet. De plant heeft op de lijst van wettelijk beschermde soorten gestaan omdat het aantal erg afnam eind 20ste eeuw. De plant neemt veel voedingsstoffen op uit het water en kan daardoor voor schoon water zorgen. De nectar zit vrij diep in de bloem waardoor bijen er helemaal in moeten kruipen. Als de zaden bevrucht zijn dan vallen ze in het water. Door luchtholten in de zaaddozen blijven ze drijven en spoelen ze ergens aan op een oever. Ze bloeien van mei tot juni.
3e bezoek: harde wind
Dit keer zijn we wat vroeger in de ochtend op pad gegaan. Het was lekker weer en al best wel warm. Zo'n 18 graden. Door de stevige wind voelt het wel wat frisser aan. Wat het eerste opvalt is dat alle planten en struiken een flink stuk gegroeid zijn. Het riet, fluitenkruit en de boterbloemen zijn een stuk hoger. Door de lucht vliegen (behalve heel veel vogels en insecten) ook een heleboel pluisjes. De grond is nog vochtig en de aarde drassig.
vrijdag 28 mei 2010
Slijkvlieg
De slijkvlieg (Siladeade) is te herkennen aan de bruin/zwartachtige kleur en de lange antennen die hij heeft. Zijn lange vleugels steken aan de achterkant uit en vormen een dakje over het lichaam. Je kunt goed de donkere aderen in de vleugels zien lopen. De slijkvlig leeft aan de oevers van beken of voedselrijke plassen, vijvers en meren. De slijkvis op de foto is een Sialis Luturia, een soort die veel voorkomt in Nedeland en Belgie. Je zou verwachten dat slijkvliegen goed kunnen vliegen met hun lange vleugels. Dit is echter niet het geval. Ze vliegen amper en als ze het doen dan gaat dat erg onhandig. Het liefst kruipen ze rond in de oevervegetatie. Zodra de zon schijnt gaan ze op zoek naar nectar. De vrouwtjes leggen hun eitjes in keurige rijtjes op plantenstengels langs het water. De larven die uitgekomen zijn, laten zich vallen in het water waarna zij naar de bodem zinken en daar tussen de waterpalnten leven. Later graven zij zich in in de modder waar zij andere insectenlarven, wormen en kleine schelpdiertjes vangen. Na twee winters in het water verpoppen ze zich op de oever bij voorkeur onder een steen tot het imago.
Fluitenkruid
Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) komt veel voor in Nederland. Op de Vlietlanden staat het er vol mee op het moment. Het verspreidt een krachtige, maar prettige geur. Fluitenkruid is een tweejarige plant die bloeit vanaf april. Fluitenkruid dankt zijn naam aan het feit dat er van de holle stengel fluitjes gemaakt kunnen worden. Je moet hiervoor een stevige stengel hebben met aan de ondezijde een dichte knoop. Ongeveer halverwege maak je een snee overlangs. Het werkt het beste als de stengel al wat dikker en harder is, zo tegen het einde van de bloeitijd.
Kruipende boterbloem
De Kruipende boterbloem (Ranuncules repens) komt veel voor op akkers, braakliggende terreinen en vochtige weiden. De uitlopers van dit plantje verspreiden zich naar alle kanten en vormen om de paar centimeter een nieuw plantje. Boterbloemen zijn giftig, ook voor vee. Maar door de scherpe geur die ervan afkomt, graast het vee eromheen. Wanneer de boterbloem gedroogd is dan verliest hij zijn giftigheid. De Kruipende boterbloem lijkt veel op de Scherpe boterbloem. Je kunt ze uit elkaar halen door naar de steel te kijken: Bij de Kruipende boterbloem is de steel altijd gegroefd.
Bloedcicade
De bloedcicade (Cercopis vulnerata) is herkenbaar aan de opvallend rode vlekken die op zijn vleugels zitten. Zoals bij alle cicaden liggen de vleugels bij rust als een dakje over zijn lichaam gevouwen. De bloedcicade is algemeen in Europa en komt vooral voor in bosachtige omgeving. Ze zitten het liefst op grassen, maar ook wel op planten en struiken. Ze leven van plantensappen die ze opzuigen. Het vrouwtje stopt haar eitjes in spleten in de grond. De nimfen die aan het eind van de zomer uit de eitjes komen, leven gezamenlijk in een zogenaamd schuimnest onder de grond waar ze zich voeden met de sappen van plantenwortels. Na een aantal keren vervellen, kruipen ze als volwassen insecten uit de grond. Als je een bloedcicade probeert aan te raken, springt hij steeds een stukje verder zich afzettend met zijn sterke achterpoten. Zijn vleugels gebruikt hij daarbij om te zweven.
Lantaarntje
De orde van de Libellen bestaat uit drie subordes, waarvan de Waterjuffers (of Gelijkvleugeligen) er één is. Er zijn in de wereld 2700 soorten Juffers beschreven. In Nederland komen er 26 soorten voor. Je kunt de Juffers herkennen aan hun lichte bouw, de relatief kleine ogen die ver uit elkaar staan en aan de vleugels die de Juffer in rust achter de rug vouwt.
De Juffer op deze foto heet een Lantaarntje (Ischnura elegans) en komt algemeen voor in Europa. De Lantaarntjes vind je vooral in mei en augustus in zoetwaters zoals vijvers en brakwater. De naam is afgeleid van het blauwe segment op zijn achterlijfje.
De paring kan bij Libellen uren duren. Het mannetje kan het sperma van de voorgaande mannetjes (concurrenten) verwijderen. Na de paring legt het vrouwtje haar eitjes in waterplanten. De eitjes komen na een paar dagen uit en de larven voeden zich dan met andere larven. De ontwikkeling tot imago (het resultaat van na de metamorfose dat in staat is tot voortplanting) duurt afhankelijk van de weersomstandigheden drie maanden tot een jaar. Het imago moet haast maken met de voortplanting want de mannetjes leven dan gemiddeld nog maar vijf dagen en de vrouwtjes elf.
2e bezoek: Mooie lentedag
Het is vandaag lekker weer: de zon schijnt en de temperatuur ligt tussen de 18 en de 20 graden. De grond is een stuk minder drassig dan de eerste keer, maar toch blijft de aarde zacht en het gras een beetje vochtig. De wolken van muggen zijn vandaag nergens te bekennen.
Dit keer gewapend met een vijftal planten- en dierenencyclopedieen ga ik op onderzoek uit.
Dit keer gewapend met een vijftal planten- en dierenencyclopedieen ga ik op onderzoek uit.
zondag 23 mei 2010
Raapzaad of toch Koolzaad?
Raapzaad en Koolzaad lijken op elkaar. Je kan ze uit elkaar houden door te kijken naar de knoppen. Bij Raapzaad zitten de ongeopende knoppen onder de bloemen verborgen, terwijl deze er bij Koolzaad bovenuit steken. Ook bloeit Koolzaad wat later in het jaar dan Raapzaad.
Ik denk dus dat dit Raapzaad is.
Ik denk dus dat dit Raapzaad is.
Gewone smeerwortel
Dit is de Gewone smeerwortel (Symphytum officinale). Het plantje kan witte, roze of paarse bloemen hebben. Er zit dikwijls een gaatje in de bloem dat door de bijen erin is geboord om bij de honing te komen. Het sap van de wortels werd vroeger gebruikt om botbreuken te genezen. De plant bloeit vanaf half mei en groeit voornamelijk aan waterkanten en in bermen.
zondag 16 mei 2010
Madeliefje
Het Madeliefje (Bellis Perennis) hoort net als de Paardenbloem bij de familie van de Composieten. Dat wil zeggen dat de bloeiwijze niet alleen bestaat uit een enkele bloem maar uit meerdere bloemen. In het geval van het Madeliefje bestaat het gele hartje uit een groot aantal buisbloempjes en de witte spatelvormige blaadjes daaromheen zijn lintbloempjes. De lintbloempjes trekken de insecten aan. Het Madeliefje bloeit het hele jaar door. Het bloempje draait met de zon mee en sluit zich bij schemering of bij regen. De voortplanting van de bloem gaat als volgt: In ieder buisbloempje zitten vijf korte meeldraden met een helmknop. Deze helmknoppen vormen een kokertje. Onder in dat kokertje zit de stamper. Voordat de stamper gevoelig is voor bestuiving valt het stuifmeel vanuit de helmknoppen in de koker. Als de stamper begint te groeien dan drukt deze het stuifmeel naar boven. Insecten kunnen het nu meenemen naar andere bloemen die al rijp zijn. dit noemen we kruisbestuiving. Kruisbestuiving is over het algemeen de beste manier van voortplanten voor de soort omdat de plant zo eigenschappen meekrijgt van beide ouders.
In de winter -als er geen insecten zijn- bestuift het Madeliefje zichzelf. De stampers worden rijp en groeien boven het kokertje uit. Daar komen ze in contact met hun eigen stuifmeel en zo bestuift het bloempje zichzelf.
woensdag 12 mei 2010
Paardenbloem
Paardenbloem
Geef toch kleine paardenbloem
Je pluisjes aan de wind
Ik hoop dat ieder pluisje straks
Een aardig plekje vindt
En dat op al die plekjes
Nieuwe plantjes zullen groeien
En overal hier om ons heen
Weer gele bloemen bloeien
En dat die bloemen later
Aan het einde van hun leven
Hun pluisjes net als jij
Weer aan de wind mee zullen geven
(Bron: Marion Busser en Ron Schroder, uit: Het jaar rond met de vier kabouters, uitgeverij Van Reemst)
De paardenbloem staat nu overal in bloei. Op de vlietlanden stikt het ervan. De weilanden en bermen kleuren geel. Een mooi gezicht.
Wat valt er allemaal te weten over de paardenbloem?
De paardenbloem (Taraxacum officinale) behoort tot de Composietenfamilie. Het belangrijkste kenmerk van deze veel voorkomende familie vormen de kleine bloemblaadjes die bij elkaar staan in een schotelvormig bloemhoofdje. Als je de bloem dwars doormidden snijdt dan kun je goed zien dat de bloem uit allemaal kleine bloemetjes bestaat die dicht bij elkaar staan. Elk afzonderlijk bloempje bestaat uit een vruchtbeginsel met daarboven een pluisje, daarboven een stamper en daarboven een meeldraad. Om al die bloemetjes heen hangen de groene omwindselblaadjes naar beneden. De stengel heeft geen bladeren en is hol van binnen. Als de stengel knakt dan vloeit er een witte vloeistof uit die paardenbloemmelk wordt genoemd. Onderaan de stengel bevinden zich de sterk gekartelde bladeren. De wortel van de paardenbloem is penvormig en reikt soms wel decimeters diep. De bloem bloeit twee keer per jaar: een keer in april/mei en een keer in augustus. De bloem gaat dan open bij zonsopgang en sluit zich weer bij schemering of bij regen. Insecten komen af op de felle gele kleur.
Als alle bloemetjes van de paardebloem bestoven zijn dan verwelkt de bloem en verandert hij in de bekende pluizenbol. Deze bol bestaat uit vruchtpluis. Aan elk pluisje zit een steeltje (het rostrum) en een zaadje. Dit wordt in zijn geheel meegevoerd door de wind. Als het vervolgens ergens op de arde belandt dan groeit daar weer een nieuwe paardenbloem uit.
De paardenbloem kan zich ook voortplanten zonder dat de eicel bevrucht wordt. Het vruchtbeginsel groeit dan uit tot een zaadje zonder dat de eicel bevrucht is geweest. Zo kan de paardenbloem zichzelf klonen.
De paardenbloem dankt zijn naam aan de paarden die de bloem als lekkernij beschouwen.
Wij mensen kunnen de paardenbloem ook eten. Het jonge blad van de paardenbloem wordt dan afgedekt met zand waardoor het blad verbleekt. Dit wordt ook wel molsla genoemd. De rest gebruikt men ook wel als medicijn ter bevordering van de nieren en de galblaas.
Geef toch kleine paardenbloem
Je pluisjes aan de wind
Ik hoop dat ieder pluisje straks
Een aardig plekje vindt
En dat op al die plekjes
Nieuwe plantjes zullen groeien
En overal hier om ons heen
Weer gele bloemen bloeien
En dat die bloemen later
Aan het einde van hun leven
Hun pluisjes net als jij
Weer aan de wind mee zullen geven
(Bron: Marion Busser en Ron Schroder, uit: Het jaar rond met de vier kabouters, uitgeverij Van Reemst)
De paardenbloem staat nu overal in bloei. Op de vlietlanden stikt het ervan. De weilanden en bermen kleuren geel. Een mooi gezicht.
Wat valt er allemaal te weten over de paardenbloem?
De paardenbloem (Taraxacum officinale) behoort tot de Composietenfamilie. Het belangrijkste kenmerk van deze veel voorkomende familie vormen de kleine bloemblaadjes die bij elkaar staan in een schotelvormig bloemhoofdje. Als je de bloem dwars doormidden snijdt dan kun je goed zien dat de bloem uit allemaal kleine bloemetjes bestaat die dicht bij elkaar staan. Elk afzonderlijk bloempje bestaat uit een vruchtbeginsel met daarboven een pluisje, daarboven een stamper en daarboven een meeldraad. Om al die bloemetjes heen hangen de groene omwindselblaadjes naar beneden. De stengel heeft geen bladeren en is hol van binnen. Als de stengel knakt dan vloeit er een witte vloeistof uit die paardenbloemmelk wordt genoemd. Onderaan de stengel bevinden zich de sterk gekartelde bladeren. De wortel van de paardenbloem is penvormig en reikt soms wel decimeters diep. De bloem bloeit twee keer per jaar: een keer in april/mei en een keer in augustus. De bloem gaat dan open bij zonsopgang en sluit zich weer bij schemering of bij regen. Insecten komen af op de felle gele kleur.
Als alle bloemetjes van de paardebloem bestoven zijn dan verwelkt de bloem en verandert hij in de bekende pluizenbol. Deze bol bestaat uit vruchtpluis. Aan elk pluisje zit een steeltje (het rostrum) en een zaadje. Dit wordt in zijn geheel meegevoerd door de wind. Als het vervolgens ergens op de arde belandt dan groeit daar weer een nieuwe paardenbloem uit.
De paardenbloem kan zich ook voortplanten zonder dat de eicel bevrucht wordt. Het vruchtbeginsel groeit dan uit tot een zaadje zonder dat de eicel bevrucht is geweest. Zo kan de paardenbloem zichzelf klonen.
De paardenbloem dankt zijn naam aan de paarden die de bloem als lekkernij beschouwen.
Wij mensen kunnen de paardenbloem ook eten. Het jonge blad van de paardenbloem wordt dan afgedekt met zand waardoor het blad verbleekt. Dit wordt ook wel molsla genoemd. De rest gebruikt men ook wel als medicijn ter bevordering van de nieren en de galblaas.
zaterdag 8 mei 2010
1e bezoek: Grijze natte dag
Ondanks de dreigende grijze lucht toch op de fiets gestapt richting Voorschoten. Bij de ingang van De Vlietlanden de fiets neergezet en naar de andere kant van het meer gewandeld. Er is daar een plekje waar zelfs in de zomer niemand komt. Het ligt wat verscholen op een schiereilandje waar je niet kan komen met de fiets. Het is er prachtig!
Het heeft een paar dagen flink geregend en de grond is veranderd in een dikke drassige modderpoel. De lucht is koel en vochtig en af en toe begint het weer wat harder te regenen. De vogels hebben er geen last van zo te horen.
Het heeft een paar dagen flink geregend en de grond is veranderd in een dikke drassige modderpoel. De lucht is koel en vochtig en af en toe begint het weer wat harder te regenen. De vogels hebben er geen last van zo te horen.
Abonneren op:
Posts (Atom)